Menu
16 juni 2022

Ervaringen tijdens mijn sabbatical

Wereldreis of werk?
Na best lang te hebben nagedacht, besloot ik uiteindelijk om mijn sabbatical toch aan werk te besteden. Ik overwoog een wereldreis, om nu eens echt goed te leren tangodansen in Buenos Aires en nog een hoop andere mogelijkheden zijn de revue gepasseerd. Maar onze spaarverlofregeling geeft je 20% extra tijd als je je sabbatical aan werk besteedt. Vrienden van buiten de universiteit die ik dit uitlegde, lachten me heel hard uit. “Dus je hebt jarenlang geen vakantie genomen, en je gaat nu werken tijdens die dagen?” Ik kon het ook niet uitleggen.

Maar het werd het Institute of Education van het University College London. Een instituut dat al voor de negende keer op rij bovenaan staat op de QS World University Rankings op mijn vakgebied. Er werken ongeveer 800 mensen die met elkaar vijf bachelorprogramma’s bieden, en ik telde maar liefst 60 verschillende masterprogramma’s. Allemaal op het gebied van onderwijs, van een master op het gebied van onderwijs in musea, alle mogelijke lerarenopleidingen (primair, secundair en speciaal onderwijs) tot en met een master Toegepaste Linguïstiek. 

Ministeriële regels
Ik wilde vooral graag onderzoeken hoe het Institute of Education zijn leraren voorbereidt op het lesgeven in de superdiverse stad. We gaan in Rotterdam aan de Erasmus Universiteit in september beginnen met een nieuwe lerarenopleiding voor het primair onderwijs (de Educatieve Master Primair Onderwijs, de EMPO) waarin we ons helemaal focussen op het lesgeven in de grote stad. En ik was benieuwd hoe ze dat aan het Institute of Education doen.

Wat bleek? De lerarenopleiders die ik interviewde zijn geïnspireerd, bevlogen zelfs. En gefrustreerd. Het gras is zeker niet groener in Londen. Ze bereiden hun studenten op alle mogelijke manieren voor op de superdiverse klassen in Londen, maar de strakke regelgeving waarin ze zich moeten bewegen, maakt dit bijna onmogelijk. Het Engelse Ministerie van Onderwijs bepaalt tot op detail wat er in lerarenopleidingen moet gebeuren. Bijvoorbeeld dat het beroep vooral in de praktijk moet worden geleerd. Studenten volgen slechts een derde van hun opleidingstijd vakken op de universiteit. 

Aan het einde van mijn sabbatical was er een exchange met mijn collega’s van de EMPO in Rotterdam. Een blik op het EMPO-curriculum ontlokte fikse verzuchtingen aan de Londense lerarenopleiders: ze zouden zó graag onze ruimte hebben. En het dan zóveel beter kunnen doen.

Bewaak de lerarenopleidingen!
We kregen ook een waarschuwing mee. Hun ministerie heeft bij het telkens meer afbouwen van de rol van de lerarenopleidingen vooral geluisterd naar een klein aantal onderwijswetenschappers met een heldere boodschap: lesgeven is eenvoudig te leren door een aantal vaststaande stappen te volgen. Een boodschap die volledig voorbijgaat aan de complexiteit van het beroep van leraar. Vandaar de waarschuwing van onze Londense collega’s: bewaak de rol van de opleidingen en neem altijd de complexiteit van het beroep als uitgangspunt. Ik neem de waarschuwing ter harte, wetende dat er in Nederland ook nog veel te winnen valt. 

Aanrader
Hoe ik erop terugkijk? Had ik misschien toch op wereldreis moeten gaan? Hebben mijn lachende vrienden gelijk? Absoluut niet. Ik heb genoten van het werken op dit enorme instituut met al die expertise op het gebied van onderwijs. Genoten van de rust, kwaliteit en focus waarmee ik deze drie maanden kon werken (met veel dank aan collega’s die me dit gunden en allerlei vergaderingen en commissies wilden overpakken). En genoten van de Londense parken, pubs, markten en mensen. Ik heb met liefde mijn opgespaarde vakantiedagen aan deze ervaringen besteed. Ik ga het mijn vrienden nog eens proberen uit te leggen. En kan het iedereen aanraden.


13 juli 2022

De NPO-gelden, het lerarentekort, een kip en een ei

Het Nationaal Programma Onderwijs heeft een menukaart opgesteld met effectieve interventies voor het onderwijs. De menukaart is bedoeld om scholen te helpen bij de besteding van de NPO middelen. Er worden zestien interventies vermeld die kunnen bijdragen aan verbetering van de resultaten. Ook worden de voorwaarden beschreven voor het invoeren van de interventies. Hierin is een heldere rode draad te zien: de kwaliteit van het personeel. 

De menukaart suggereert dus dat een goede besteding van de NPO middelen om goed personeel vraagt, lees goede leraren. Ik maak me daar zorgen over. Niet over dat we geen goede leraren hebben, maar wel over de manier waarop we ze voorbereiden, inzetten en ondersteunen. Die zorgen heb ik al langer, maar zijn groter geworden vanwege een recent verschenen onderzoek en de recente berichten in het nieuws van de onderwijs wethouders uit de G5. 

Dat recente onderzoek is van ECBO. Het gaat over academische leraren in het basisonderwijs. Wat blijkt? Ruim de helft van de academische leraren wordt niet ingezet voor aanvullende taken, zoals het opzetten, implementeren en evalueren van NPO-interventies, iets waar ze specifiek voor opgeleid zijn. Dit is waarschijnlijk omdat slechts 3% van de scholen beleid heeft ontwikkeld ten aanzien van academische leerkrachten. Daarnaast is er de recente ophef onder de G5 wethouders onderwijs: het lerarentekort wordt steeds nijpender en steeds meer leraren vertrekken uit de grote stad naar de omliggende gemeenten. 

Ziedaar de vicieuze cirkel: er zijn te weinig leraren, dus te weinig ruimte om aan kwaliteit te werken, dit maakt het beroep zwaar, waardoor leraren vertrekken uit het beroep en het tekort verder oploopt. Nog minder leraren, nog minder aandacht voor kwaliteit, enzovoort. Maar je zou het gebrek aan leraren en te weinig aandacht voor kwaliteit ook kunnen zien als de kip en het ei. De oplossing: draai het om! Dus niet eerst meer leraren, en dan werken aan kwaliteit, maar eerst werken aan kwaliteit, waardoor meer mensen het onderwijs in willen. Bij dezen dus een urgent appèl aan alle schoolleiders in Nederland: begin bij het ei, of de kip zo u wilt: ontwikkel beleid voor academische leraren, benut alle diversiteit aan expertise die er in uw school aanwezig is en zorg daarmee voor meer kwaliteit. Dat geeft nieuw elan aan het beroep en zal meer leraren aantrekken. 


28 juni 2021

“Ik maak me geen zorgen om mijn cijfers, maar om mijn suïcidale vrienden”

In mijn vorige blogje in januari verbaasde ik me over het initiatief van organisaties buiten het onderwijs om alternatieven voor de schoolsluiting te zoeken. Hoezo was het onderwijs helemaal niet betrokken bij hun initiatief? Nu verbaas ik me over de inhoud van het Nationaal Onderwijsplan, waarin de organisaties buiten het onderwijs helemaal geen rol lijken te spelen. Vorige week werd bekend dat er een Nationaal Onderwijsplan komt (inclusief behoorlijk wat budget) om de “achterstanden” die leerlingen hebben opgelopen vanwege de schoolsluiting in te lopen. Inge de Wolf en Thijs Bolhuis spraken vervolgens hun angst uit dat de extra middelen op zullen gaan aan het plakken van pleisters. Ik was blij dat ze aan de bel trokken, en aankondigden gevraagde en ongevraagde adviezen met een wetenschappelijke fundering te gaan geven. Maar ik zou hier graag een onderwerp (of angst) aan toe willen voegen. De titel van dit blogje komt uit een ingezonden brief van een leerling vorige week in de Volkskrant en verwoordt die angst perfect. Er zijn veel zorgen over de mentale gezondheid van jongeren, ondersteund met alarmerende onderzoeksresultaten. Maar in het Nationaal Onderwijsplan staat helemaal niks over dit onderwerp, en ook niet over de rol die jeugd(zorg)organisaties zouden kunnen (en moeten) spelen. Alsof mentale gezondheid, of welbevinden of een veilige thuissituatie helemaal geen effect heeft op leren en leerprestaties. Ik hoop dat scholen en schoolbesturen de noodzaak inzien van die hulp en een flink deel van het budget dat ze krijgen besteden aan het invliegen van extra hulp voor leerlingen en hun gezinnen.


25 januari 2021

Over de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg

Sabine Severiens vraagt zich in deze blogpost af waarom er geen enkele school te vinden is tussen de ondertekenaars van de open brief over alternatieven voor schoolsluiting.

Op vrijdag 15 januari stond er een open brief in de Volkskrant: ‘Zoek nu alternatieven voor schoolsluiting’. Daarin wordt aan het kabinet en het OMT gevraagd om bij de beslissing over verlengde schoolsluiting ook de ontwikkelingsrisico’s’ voor kinderen mee te nemen. Ik onderschrijf die oproep van harte, maar er viel me wel direct iets op: onder de ondertekenaars was niet één onderwijsinstelling te vinden. Niet één! Terwijl maar liefst vijftig heel uiteenlopende partijen de brief ondertekenden: van “Het gehandicapte kind” tot “Voor werkende ouders”, van de Nederlandse GGZ tot SCG advocaten. 

Hoe kan het dat er geen enkel schoolbestuur tussen stond? Hebben de initiatiefnemers scholen niet gevraagd? Of wel gevraagd maar niet bereid gevonden? Of hadden de initiatiefnemers haast en bleken de lijntjes naar de scholen niet kort genoeg? Jammer, want een gezamenlijke oproep was nóg krachtiger geweest. Bovendien illustreert het voor mij het gebrek aan samenwerking als het gaat om het ondersteunen van kinderen en jongeren in Nederland. En daarom ben ik enorm blij dat ons voorstel om kennisontwikkeling rondom die samenwerking te stimuleren, is gehonoreerd.

De zeer succesvolle NRO Kennisrotonde (waar onderwijsprofessionals hun kennisvragen kunnen stellen) krijgt een uitbreiding op het onderwerp ‘Samenwerking Onderwijs en Jeugd’.

We brengen een kennismakelaar en inhoudelijk deskundigen ‘in stelling’ en vanaf mei gaan we aan de slag met vragen uit de praktijk van onderwijs- en jeugdprofessionals. Onderwijs en jeugdzorg, theorie en praktijk. We knopen het allemaal aan elkaar. Binnenkort meer hierover!

Sabine Severiens is boegbeeld van de route Jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA), samen met Sander Thomaes.