De leesvaardigheid in Nederland holt achteruit. Al jaren breken deskundigen zich er het hoofd over en volgen nieuwe lesmethodes en interventies elkaar op. Nog zonder het gehoopte resultaat. Een onderzoeksteam onder leiding van prof. dr. Els Stronks gaat dit tij keren, zo is de hoop en verwachting bij de Nationale Wetenschapsagenda. Els gaat met wetenschappers, docenten en kinderen aan de slag in een grootschalig onderzoeksprogramma. “Iedereen heeft de schuld al eens gekregen van de tegenvallende resultaten, maar wij gaan vooral op zoek naar een nieuw fundament en komen met structurele verbeteringen. En daar hebben we iedereen bij nodig.”
Afgelopen zomer werden de toekenningen bekendgemaakt van subsidies vanuit de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Het gaat om langlopende projecten van brede consortia. De zogenaamde ORC-call: ‘onderzoek op routes door consortia’. In totaal zijn er negentien projecten toegekend waarvan er maar liefst vier zich inzetten voor de ontwikkeling, opvoeding en het onderwijs van de Nederlandse jeugd. Deze vier vallen dus onder de vleugels van de route Jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda. Een daarvan is het project ‘Becoming literate in a digital age: adapting reading education in the Netherlands.’
Duidelijke trend
Ligt het aan de ouders? Aan uitgevers? Aan docenten? In de afgelopen jaren heeft iedereen al eens de schuld gekregen van de slechte leesvaardigheid van de Nederlandse jeugd. Els Stronks leidt een consortium dat nu eindelijk het probleem wil doorgronden: “Het probleem is grootschalig en de duidelijke trend is nog op geen enkele manier gekeerd, hoewel we er allang hard aan werken.”
“De Nederlandse trends zie je ook in Vlaanderen,
waar het leesonderwijs lijkt op dat van ons.”
“De precieze oorzaak is lastig te bepalen, maar je kunt wel wegstrepen wat de oorzaak níet kan zijn. Landen waar bijvoorbeeld dezelfde graad aan migratie plaatsvindt, daar zie je niet eenzelfde dip. En ook in andere landen hebben kinderen mobieltjes en andere devices die voor afleiding zorgen. De Nederlandse trends van combinatie van verlies van leesmotivatie en leesbegrip zie je in geen enkel ander land, behalve in Vlaanderen. En daar lijkt het leesonderwijs op dat van ons.”
Zakelijk of literair lezen
Op zoek naar de dieperliggende oorzaak komt Els uit bij fundamentele keuzes in het verleden: “25 jaar geleden hebben we in het leesonderwijs een belangrijke wijziging aangebracht: we zijn strikt onderscheid gaan maken tussen zakelijke en literaire teksten en hebben voor beide soorten specifiek leesonderwijs ontworpen. Daarbij hebben we relatief nieuwe en vrij smalle doelen geformuleerd: bij zakelijk lezen draait alles om structuur, je moet als lezer strategieën hebben om die structuur te zien en je weg te vinden.”
“Kinderen lezen boeken waarin de hoofdpersoon iemand van hun eigen leeftijd is”
“Anderzijds is het leren lezen van fictie vrijwel volledig gaan draaien om het herkennen van jezelf in een tekst.Dat betekent, heel grofweg, dat kinderen meestal boeken krijgen voorgeschoteld waarin de hoofdpersoon iemand van hun eigen leeftijd is. En dat kinderboekenschrijvers tegen hun zin in met avi-niveaus rekening moeten houden. Beide vormen van leesonderwijs – zakelijk en literair – zorgen ervoor dat de oorspronkelijke zin van het lezen – de wereld of jezelf beter begrijpen – uit beeld is geraakt.”
Terug naar de basis
We moeten terug naar de basis, vindt Els: “Waarom lezen mensen, vooral jonge mensen? Hoe maken we een onderwijsklimaat dat ze in die ontwikkeling steunt en niet te veel stuurt en beperkt? Als wetenschappers zeggen we dan: kloppen de aannames wel waarmee we gewerkt hebben? En zo niet, hoe herstellen we het? We moeten ervoor zorgen dat nieuwe methodes en ideeën in vruchtbare bodem vallen. Want zolang we blijven lezen met de doelen die er nu zijn, kun je het onderwijs wel verbeteren, maar ga je toch toetsen op die ‘oude’ doelen. Een belangrijke complicatie bij dit alles is natuurlijk dat de wereld – vooral de leefwereld van kinderen – in die 25 jaar door de opkomst van digitale media intussen enorm is veranderd.”
To do
De onderzoekers gaan werken aan een nieuw basismodel, waar ook andere doelen bij horen die in het leesonderwijs gebruikt kunnen gaan worden. “Daar gaan we dan de onderwijspraktijk op herinrichten, samen met uitgevers en docentenopleidingen,” legt Els uit. Ook het werken aan dat nieuwe basismodel gebeurt in en met de praktijk. Te beginnen bij scholen waar leerlingen veel problemen hebben met lezen. Els: “Op die plekken wordt vaak al succesvol geëxperimenteerd. Op de Alan Turing school in Amsterdam bijvoorbeeld. Zij zijn gestopt met de gebruikelijke didactiek van begrijpend lezen en waren binnen een paar jaar veel succesvoller in hun leesonderwijs.”
“We gaan werken aan een nieuw basismodel, in en met de praktijk”
“Een docent op een praktijkschool vertelde me hoe een gangbare aanpak in het leesonderwijs juist slecht is voor het zelfvertrouwen van haar leerlingen. Ze doelde op het blijven aanbieden van verschillende teksten over hetzelfde onderwerp (schurende en naburige teksten), die leerlingen de inhoud van teksten beter zou moeten laten begrijpen. Zij werkt juist aan succeservaringen bij het lezen van één tekst. Te veel teksten lezen demotiveert, en helpt ook niet om juist die ene tekst die voor jou van belang is goed te leren lezen.
Dit zijn docenten en leerkrachten waar we mee aan de slag willen. En ze melden zich ook al aan. Ze werken op scholen waar het ondanks alle pogingen nog steeds niet goed gaat. Ook zij voelen: er moet iets fundamenteel anders.”
Verantwoordelijkheid
Els is van huis uit historicus, wat haar een hoopvol perspectief geeft: “We zijn het pas 25 jaar geleden fundamenteel anders gaan doen. We moeten terug naar dat moment. En vervolgens moeten we leesonderwijs inrichten wat rekening houdt met de uitdagingen van deze tijd. Het idee is eenvoudig, maar voor de uitwerking moeten wetenschap en maatschappij volledig worden opgelijnd. Daarom is het geweldig dat de NWA er is, die van ons eist dat we vanaf het eerste begin samen met de praktijk aan de slag gaan. Ik voel me aangesproken door de oproep van de NWA om als wetenschapper ook sterk de verantwoordelijkheid te voelen dat wat je doet meteen iets op moet leveren voor de samenleving.”