Column door Monique Volman
Scholen en andere onderwijsinstellingen zijn nu al weken gesloten. Naast problemen, hebben de coronamaatregelen in het onderwijs een ongelooflijke hoeveelheid creativiteit en daadkracht opgeroepen. De digitalisering die zich met een slakkentempo aan het voltrekken was, heeft een ongekende sprint gemaakt; weg technologie-angst, weg weerstand tegen vernieuwing. Voor sommigen is dat reden om te voorspellen dat het onderwijs na de coronacrisis nooit meer hetzelfde zal zijn.
Zien hoe het met kinderen gaat
Tegelijkertijd maakt deze crisis duidelijk wat onderwijs altijd al geweest is, terwijl niemand het zag. Nu kinderen thuis zitten, blijkt de opvangfunctie van scholen cruciaal voor de economie. En vooral: de school is essentieel als fysieke ontmoetingsplaats. Om te beginnen omdat leren interactie is – je leert door met anderen na te denken en te praten over vragen en problemen – maar ook omdat het een plek is waar iemand ziet hoe het met kinderen gaat. Van de basisscholen waar we in onderzoek mee samenwerken, horen we zorgen over leerlingen van wie de ouders geen dagplanning maken en die niet kunnen helpen als een opdracht onduidelijk is; over leerlingen die thuis geen laptop hebben en geen plek om rustig aan hun schoolwerk te zitten; en over leerlingen voor wie het thuis niet veilig is.
Doorpakken met technologie, met een máár
Als we straks terugkijken en uit deze crisis lessen trekken voor de toekomst, zal wellicht geconcludeerd worden dat we een stap dichter bij de oplossing van het lerarentekort zijn gekomen: het bleek toch online te kunnen? Laten we inderdaad doorpakken met het gebruik van technologie in het onderwijs. Maar laten we dan niet vergeten dat het werkte voor sommige kinderen, uit sommige gezinnen. Misschien wordt alles anders na corona, maar dit niet: kinderen hebben een leerkracht nodig om te leren, maar voor veel kinderen betekent naar school gaan meer dan dat.