Menu
27 oktober 2023

Doen Wat Werkt in de jeugdzorg

Er is veel aan de hand in de jeugdzorg. Twee jaar geleden buitelden alle partijen over elkaar heen met rapporten dat het slecht ging. De handen werden ineengeslagen en er kwam een hervormingsagenda. Met een belangrijk thema uit die agenda gaat nu een onderzoeksconsortium aan de slag: het verbeteren van manieren van leren op de werkvloer voor jeugdprofessionals: hoe leer je, hoe zorgen we dat nieuwe kennis en vaardigheid écht beklijft en wordt toegepast? ‘Doen wat werkt’ heet het zesjarige programma. Het is onderdeel van de route Jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda.

Afgelopen zomer werden de toekenningen bekendgemaakt van subsidies vanuit de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Het gaat om langlopende projecten van brede consortia. De zogenaamde ORC-call: ‘onderzoek op routes door consortia’. In totaal zijn er negentien projecten toegekend waarvan er maar liefst vier zich inzetten voor de ontwikkeling, opvoeding en het onderwijs van de Nederlandse jeugd. Deze vier vallen dus onder de vleugels van de route Jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda. Een daarvan is het onderzoeks- en ontwikkelprogramma ‘Doing what works for children: New approaches for (future) professionals in Dutch youth care’.

Werken met wat werkt
Dit programma richt zich op de leer- en werkomgeving van jeugdprofessionals. En maakt gebruik van veel kennis die er al is. Leonieke Boendermaker, projectleider van dit onderzoeksprogramma: “Er is al veel bekend over wat werkt in de jeugdzorg. In plaats van nieuwe therapieën en aanpakken te ontwikkelen, zetten we in op het beter toepassen van drie ‘werkzame elementen’ waarvan we al weten dat ze effectief zijn. De eerste is het samen beslissen met ouders en jeugdigen. Cliëntenorganisaties blijven aangeven: praat mét ons in plaats van over ons. Hier hoort een groot cluster van professionele competenties bij waar we dus mee aan de slag moeten.“

“Cliëntenorganisaties blijven aangeven: praat mét ons in plaats van over ons.”

Het tweede werkzame element waarmee dit programma gaat werken is emotieregulatie bij ouders en jeugdigen. Leonieke: “Professionals hebben bepaalde vaardigheden nodig om ouders en jeugdigen te leren hun emoties te reguleren. Het aanleren en toepassen van die vaardigheden, dáár gaat het dus om.” Het derde werkzame element dat centraal staat is het sociale en probleemoplossende vermogen van ouders en jeugdigen. “Ook dit is een onderdeel van veel therapieën, maar in de dagelijkse jeugdzorgpraktijk zie je vaak maar kleine onderdelen terug.”

In de vingers krijgen
“We gaan leerinterventies ontwikkelen, voor en met professionals, om die werkzame elementen goed in de vingers te krijgen,” legt Leonieke uit. “Daarvoor moet je als professional mee kunnen kijken bij anderen, oefenen, feedback krijgen, reflecteren. Dat gaan we allemaal ontwikkelen. En we kijken of technologie het gemakkelijker of leuker kan maken. Of je met een VR-bril of een app sneller leert hoe shared decision making werkt bijvoorbeeld. We hebben daarvoor een speciaal maak-lab, onder leiding van Universiteit Utrecht.”

Implementeren
Die werkzame elementen zijn dus het uitgangspunt, daarvoor worden leerinterventies ontwikkeld. Maar hoe zorgen de onderzoekers ervoor dat professionals dit ook echt gaan doen? Leonieke: “Dat is wat mij betreft de belangrijkste uitdaging van ons programma. Een deel van ons programma richt zich daarom specifiek op implementatiestrategieën: hoe zorgen we ervoor dat ze op de werkvloer kunnen blijven oefenen en echt feedback krijgen van collega’s bijvoorbeeld.”

“Hoe zorg je ervoor dat professionals dit ook echt gaan doen?”

“Dat vraagt om commitment van de organisatie. Daar richten we ons dus op. Door samenwerking met beleidspartijen en docenten op hbo en universiteiten zorgen we bovendien direct voor breder gebruik van de ontwikkelde manieren van leren: in de sector en in het onderwijs dat daarvoor opleidt.”

In en met de praktijk
Er zijn drie jeugdorganisaties die ervoor willen gaan, vertelt Leonieke. “We gaan met die instellingen vanaf het begin kijken wat er moet gebeuren om het echt te laten beklijven. En we hebben een projectadviesraad met partijen die belangrijk zijn in het stelsel van de jeugdzorg. Daarnaast hebben we nu te maken met een positieve context: de landelijke hervormingsagenda. Ik heb dus goede hoop dat we in die zes jaar veel kunnen bewerkstelligen. Niet alleen door die leerinterventies te ontwikkelen, maar ook door ervoor te zorgen dat ze echt landen in de dagelijkse praktijk. Zodat leren op de werkvloer normale praktijk wordt in de jeugdzorg.”

Breed consortium
Prof.dr. Leonieke Boendermaker is lector bij Hogeschool van Amsterdam en bijzonder hoogleraar bij Universiteit van Amsterdam. Zij leidt, zoals gezegd, dit onderzoeksprogramma waarvan de HvA penvoerder is. Het consortium beslaat de hele breedte van het jeugddomein: vier universiteiten, vijf hogescholen, drie jeugdzorgorganisaties en meer dan twintig samenwerkingspartners, waaronder vertegenwoordigers van cliënten, professionals en beleid.

Nieuw programma verbetering kwaliteit jeugdzorg: Doing what works for children

Miljoenensubsidie voor programma verbetering kwaliteit jeugdzorg

Miljoenensubsidie voor programma verbetering kwaliteit jeugdzorg