In het boordevolle programma van Jeugd in Onderzoek op 8 april 2021 was veel aandacht voor kansenongelijkheid. Drie deskundigen gaven daarover verhelderende inzichten. We hebben de interviews voor je samengevat.
Het uitgebreide verslag van Jeugd in Onderzoek, editie 2021 vind je hier. Er is ook een fotoverslag en – aanrader! – een indrukwekkende samenvatting van het congres in spoken word door Naomi Veldwijk.
Sabine severiens over gelijke kansen in het onderwijs
Hoogleraar Onderwijskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, boegbeeld van de route Jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda en ambassadeur van Jeugd in Onderzoek.
“Sommige jongeren voelen zich niet thuis in onze samenleving. Dat is een probleem dat professionals in de jeugdhulp en het onderwijs zich zeker moeten aantrekken.”
“Ongelijkheid is geen simpel probleem, anders was het al lang opgelost. Toch kunnen docenten ongelooflijk veel doen om de ongelijkheid tussen jongeren te verminderen. Dat bewijzen sommige scholen in Rotterdam Zuid waar schoolleiders en docenten erin slagen een inclusieve cultuur te creëren. Dat zie je niet alleen terug in de prestaties, maar ook in het welbevinden van de leerlingen.”
Lost ongelijkheid uiteindelijk niet vanzelf op?
“Nee, in tegendeel! Als we niets doen, wordt de ongelijkheid alleen maar groter. De huidige organisatie van het onderwijs werkt ongelijkheid in de hand. Het op 12-jarige leeftijd selecteren van kinderen vergroot de ongelijkheid bijvoorbeeld. Verder houden docenten ongelijkheid onbewust in stand. Een voorbeeld hiervan is het omgaan met meertaligheid. Op sommige scholen krijgen kinderen straf als ze op het schoolplein Turks praten. Daar gaat een boodschap vanuit. Ook hebben docenten vaak lagere verwachtingen van sommige groepen kinderen, bijvoorbeeld van kinderen met een migratie-achtergrond. Het gaat hierbij om impliciete beelden en verwachtingen.”
Lees het hele interview met Sabine hier
Annemiek harder, over succesfactoren in de jeugdhulp
Bijzonder hoogleraar Wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg en onderwijs aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
“Een goede samenwerkingsrelatie met jeugdigen en hun ouders is cruciaal voor het verlenen van goede jeugdhulp. Lukt het niet deze op te bouwen, dan kun je net zo goed stoppen met de hulp. Behandeling is dan namelijk zinloos en werkt soms zelfs averechts.”
Een goed relatie opbouwen. Is dat geen open deur?
“Waarschijnlijk wel, maar toch gaat het in de praktijk lang niet altijd goed. Professionals focussen soms te vroeg op het probleem en gaan te snel over tot actie. Ook denken zij wel eens dat zij een goede samenwerkingsrelatie met jeugdigen en hun ouders hebben opgebouwd, maar is dit niet het geval.”
“Onder tijdsdruk blijken hulpverleners en docenten vaker ineffectieve strategieën te kiezen. Hoewel we inmiddels weten dat straffen en dwang niet helpt om gedrag te veranderen, wordt het toch nog vaak ingezet. Ook de reparatiereflex is een voorbeeld van een ineffectieve strategie. Dan gaan professionals jeugdigen of hun ouders vertellen waarom het belangrijk is om behandeling te starten of de situatie te veranderen. Dit heeft een averechts effect.”
Het hele interview lees je hier
Gwyther rees over kansenongelijkheid in nederland, in internationaal perspectief
Onderzoeker bij UNICEF-onderzoeksbureau Innocenti
“Op de basisschool is de kansengelijkheid in Nederland groot. Sterker nog: Nederland scoort het beste van alle 38 landen. Opvallend genoeg komt Nederland op de middelbare school veel minder goed uit de vergelijking. Nederland staat daar 26e op de lijst.” Een verklaring heeft Gwyther hier niet voor. “We hebben wel voor de middelbare school geanalyseerd wat landen die goed scoren op kansengelijkheid gemeen hebben.”
Waar moeten we in Nederland op letten?
“Er zijn een paar factoren die de kansenongelijkheid kunnen vergroten – al is dat niet altijd het geval. Voorbeelden zijn kinderen laten blijven zitten, kinderen verdelen over verschillende studiepaden (‘tracks’ of ‘streams’), vooral als dit vroeg gebeurt, en schoolkeuzevrijheid. In landen met veel kansengelijkheid zijn klassen vaker divers qua samenstelling. Daarmee bedoel ik dat er kinderen uit families met meer en minder privileges in zo’n klas zitten. Als klassen minder divers zijn, kunnen de prestatieverschillen tussen kinderen met verschillende achtergronden toenemen.”
“Mensen denken vaak dat een grotere kansengelijkheid ten koste gaat van excellente prestaties. En daarmee dus ook van de gemiddelde prestaties. Ons onderzoek laat zien dat van een dergelijke trade-off geen sprake is.”