Menu
09 september 2020

Aanvullend onderwijs

Looptijd:
Jan 2018 – juni 2021

Met dit project spelen we in op de ontwikkeling dat leren en ontwikkelen van kinderen en jongeren steeds meer buiten de school plaatsvindt. Met dit onderzoek willen we enerzijds die buitenschoolse onderwijsactiviteiten in kaart brengen. Anderzijds willen we achterhalen hoe je binnen- en buitenschools leren optimaal kunt verbinden, om zo de ontwikkelingskansen van leerlingen te versterken en ongelijkheid tegen te gaan.

Resultaten van dit onderzoek

Projectleiders, onderzoekers en praktijkpartners brengen je in 10 minuten op de hoogte van de resultaten van dit onderzoek:

Veelgestelde vragen

  • Waarom liever ‘aanvullend onderwijs’ dan ‘buitenschools leren’?

    Een eerste opbrengst van ons project was dat we afscheid hebben genomen van de term ‘buitenschools leren’, die we in het begin gebruikten om de verschillende vormen van aanvullend onderwijs te beschrijven die we samen onderzoeken. We constateerden dat de term ‘buitenschools leren’ teveel suggereert dat deze vormen van leren en ontwikkelen per definitie plaatsvinden buiten de school om, of in elk geval buiten het schoolgebouw. In ons onderzoek kwamen we juist verschillende vormen tegen die op de schoollocatie of in nauwe samenwerking met de school worden uitgevoerd. Om die reden hebben wij ervoor gekozen te spreken over ‘aanvullend onderwijs’.

  • Hoe ziet het Nederlandse ‘landschap’ van aanvullend onderwijs eruit?

    De eerste stap in dit onderzoek was het in kaart brengen van het aanvullend onderwijs in Nederland. Welke vormen en aanbieders van aanvullend onderwijs zijn er, op welke doelgroepen en doelen is het aanbod gericht, en welke dwarsverbanden zien we daarbij ontstaan? In onze publicatie staan de opbrengsten van deze verkenning op een rij.

    Doel van deze landschapsbeschrijving is niet om voor eens en voor altijd vast te leggen ‘wat wel of niet onder de definitie van aanvullend onderwijs valt’. Dat is immers geen gegeven, maar een keuze die onderzoekers maken. Wel hopen we met deze schets van het landschap van aanvullend onderwijs houvast te bieden aan iedereen die zich in onderzoek, beleid of praktijk bezighoudt met het nog relatief onontgonnen terrein van aanvullend onderwijs in Nederland.

  • Welke functies kan aanvullend onderwijs hebben?

    We hebben in ons onderzoek de volgende drie functies van aanvullend onderwijs gedefinieerd: ondersteunend, verrijkend en vervangend.

    Ondersteunend:
    Deze vorm van aanvullend onderwijs is er primair op gericht leerlingen te ondersteunen in het realiseren van de leerdoelen die binnen het reguliere onderwijsprogramma worden nagestreefd.

    Verrijkend:
    Deze vorm van aanvullend onderwijs vult het reguliere onderwijsprogramma aan met extra leer- en ontwikkeldoelen die gerelateerd zijn aan de (school)loopbaanontwikkeling van leerlingen en studenten. Naschoolse activiteiten in de vorm van hobby’s (zoals voetbal of toneel) of culturele of religieuze vorming (zoals koranles of lessen in Chinese taal en cultuur) vallen hier niet onder.

    Vervangend:
    Deze vorm van aanvullend onderwijs biedt – in beginsel tijdelijk – een alternatief voor delen van het reguliere onderwijsprogramma, wanneer het voor leerlingen niet mogelijk is om bepaalde leerdoelen binnen het reguliere onderwijsprogramma te halen. Privéscholen die het regulier onderwijs integraal vervangen, vallen niet onder vervangende vormen van aanvullend onderwijs: uitgangspunt is dat leerlingen in beginsel wel deelnemen of -namen aan het reguliere onderwijs.

  • Welke doelen heeft aanvullend onderwijs?

    Door de verbinding van aanvullend onderwijs met het reguliere onderwijsprogramma is het aanvullend onderwijsaanbod gericht op de centrale doeldomeinen van onderwijs: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Uit ons onderzoek blijkt dat deze brede doeldomeinen in de verschillende programma’s vertaald worden naar heel uiteenlopende en meer specifieke leerdoelen.

    Zo kunnen activiteiten gericht op kwalificatie gaan om het herhalen van bepaalde lesstof of het voorbereiden van toetsen, maar ook om het aanleren van algehele studievaardigheden die helpen bij het schoolse leren.

    Activiteiten gericht op socialisatie kunnen onder meer gericht zijn op het versterken van het sociaal en cultureel kapitaal van leerlingen, bijvoorbeeld door het vergroten van het sociale netwerk of het verbeteren van de vaardigheid om te leren navigeren in bepaalde schoolse of beroepsmatige settings.

    Activiteiten gericht op persoonsvorming kunnen onder meer gaan om het verkennen en helpen ontwikkelen van de persoonlijke ambities en (school)loopbaanplannen van leerlingen aan de hand van meeloopdagen en coaching

  • Wat zijn de volgende stappen in het onderzoek?

    In ons onderzoek staan vier vragen centraal, die wij in onze verschillende deelonderzoeken over ondersteunend, verrijkend en vervangend onderwijs proberen te beantwoorden:

    Voor het ondersteunend onderwijs hebben wij vorig jaar allereerst een verkennende studie uitgevoerd om beter in beeld te brengen wat er reeds bekend is over de functies en effecten van bijlessen en andere vormen van aanvullend onderwijs met een onderwijsondersteunende functie (ook wel ‘schaduwonderwijs’ genoemd). Voor een tweede studie hebben we interviews gehouden met deelnemers aan aanvullend onderwijs, om beter in beeld te krijgen welke functie dit onderwijs vervult in hun schoolloopbaan, vanuit de vraag: wat zoeken en vinden ze daar wat ze thuis of op school niet vinden? De publicatie hierover is momenteel under review bij een wetenschappelijk tijdschrift.

    Op dit moment voeren we voor een derde studie gesprekken (‘focusgroepen’) met ouders, schooldirecteuren en aanbieders van aanvullend onderwijs over de vraag welke taken bij welke partij zouden moeten worden belegd in de driehoek thuis-school-aanvullend onderwijs. Tot slot willen we komend jaar nog een studie uitvoeren naar de relatie tussen de inrichting van het onderwijsstelsel – in het bijzonder het moment en de wijze van selectie bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs – en de deelname aan aanvullend onderwijs.

    Voor het verrijkend onderwijs wordt momenteel gekeken naar effecten van deelname aan de Weekendschool en aan IMC Basis, dat soortgelijk aanbod realiseert onder schooltijd. Hiervoor is gebruik gemaakt van alumni-enquêtes en van vragenlijsten die aan leerlingen worden voorgelegd.

    Voor het vervangend onderwijs is een kwalitatieve aanpak gekozen. Momenteel worden zes casussen gedetailleerd uitgeplozen: wat doen ze daar precies, hoe en waarom, en wat zijn de opbrengsten van deze projecten volgens deelnemers en aanbieders?

    Uit elk deelproject komen verschillende onderzoekspublicaties voort. Daarnaast zullen we het komende jaar gezamenlijk werken aan de ontwikkeling van een handreiking, die iedereen die zich bezighoudt met aanvullend onderwijs – als uitvoerder, partner, subsidiegever of afnemer – kan helpen om beter zicht te krijgen op het landschap van aanvullend onderwijs: wat is het, waarin begeef je je, hoe verhoudt het zich tot thuis, school of ander aanbod, welke vragen zijn relevant om over na te denken? We gaan niet voorschrijven hoe het moet, maar we willen de lessen die we uit ons onderzoek kunnen halen graag op een toegankelijke manier kunnen meegeven aan iedereen die zich met aanvullend onderwijs bezighoudt.