Menu
3

Normativiteit van opvoeding en onderwijs

Wat is ‘gezond’ opgroeien? Wat is ‘goed’ opvoeden? Hier horen allerlei waarden en normen bij. Hetzelfde geldt voor de kennis en vaardigheden die jongeren in de 21e eeuw nodig hebben. Daarbij horen aannames over de ideale toekomstige maatschappij. Over die normen en waarden is nauwelijks discussie, terwijl ze de basis vormen voor onderwijsprogramma’s, zorgprotocollen en hulpaanbod. Juist in een diverse samenleving en juist in het jeugddomein is aandacht voor ‘verborgen’ normen van groot belang. 

Onderzoeksthema’s:

  • Idealen, verwachtingen en waarden van jongeren en ouders

    Jongeren en hun ouders hebben idealen en verwachtingen voor de toekomst. Die ontlenen zij aan hun directe omgeving. Die omgevingen, online en offline, verschillen van elkaar, wat leidt tot diversiteit in maatschappelijke idealen tussen jeugdigen en hun ouders. Die diversiteit is waardevol, maar kan ook conflicten veroorzaken.

    Centrale onderzoeksvragen

    1. Welke ideeën hebben jeugdigen en hun ouders over de ideale samenlevingsvormen in enge zin (het gezin) en brede zin (de maatschappij) en welke rol zien zij voor zichzelf en anderen om deze te bereiken?
    2. Hoe kan positief worden omgegaan met diversiteit in maatschappelijke idealen tussen groepen jeugdigen en ouders, om te voorkomen dat sociale tegenstellingen maatschappelijk ontwrichtend werken?
  • Normen en waarden in pedagogische relaties

    Ouders en jeugdprofessionals hebben steeds vaker verschillende ideeën over de wat goed is voor een kind. Dit kan ertoe leiden dat ouders minder snel hulp zoeken óf dat de hulp die ze vinden niet aansluit bij hun doelen en waarden. Jeugdprofessionals worstelen daarmee: in hoeverre kunnen zij zich bemoeien met de normen en waarden van de ouders? Ook tussen ouders en school kan die ‘mismatch’ ontstaan.

    Centrale onderzoeksvragen

    1. Welke impliciete en expliciete normen en waarden kunnen worden onderscheiden in onderwijsprogramma’s, opvoedingsondersteuning en alle relevante vormen van jeugdhulp?
    2. Hoe verhouden de normen en doelen van jeugdigen en ouders zich tot die van jeugdprofessionals en leraren en jeugd- en onderwijsbeleid?
    3. Wat hebben jeugdprofessionals en leraren nodig om zich bewust te zijn van normativiteit in hun eigen handelen en deze waar nodig ter discussie te stellen om inclusief te kunnen handelen?
  • 21st century skills

    Kritisch denken, omgaan met onzekerheid en ICT-geletterdheid zijn voorbeelden van 21st century skills. Als jongeren dit moeten leren, doen we tegelijkertijd aannames over wat een wenselijke toekomstige samenleving is. Welke ideeën hebben jeugdigen hier zelf over? En welke gevolgen heeft het voor het onderwijs en wat we van leraren verwachten?

    Centrale onderzoeksvragen

    1. Welke visies op de samenleving van de toekomst liggen ten grondslag aan verschillende onderwijspraktijken gericht op het aanleren van 21st century skills?
    2. Welke visies op de ontwikkeling van de jeugd liggen ten grondslag aan theorie en praktijk met betrekking tot het aanleren van 21st century skills in verschillende ontwikkelingsfasen?
    3. Welke vaardigheden zijn in de beleving van jeugdigen zelf van belang in een veranderende samenleving en op een veranderende arbeidsmarkt? Welke leerbehoeften hebben zij op dit vlak? En wat betekent dit voor het onderwijssysteem, het curriculum en de opleiding van onderwijsprofessionals?
  • Sociale identiteit

    Hoe zie jij jezelf in verschillende sociale dimensies zoals culturele of religieuze achtergrond, politieke voorkeur of seksualiteit? Het is belangrijk dat je sociale identiteit gerespecteerd wordt. Steeds vaker ontspoort de zoektocht van jongeren naar hun sociale identiteit in maatschappelijke vervreemding of radicalisering. Dit gebeurt vooral als zij zich buitengesloten en gediscrimineerd voelen. Als hun identiteit niet gerespecteerd wordt.

    Centrale onderzoeksvragen

    1. Wat zijn de bronnen en mechanismen van beïnvloeding van sociale identiteit en de ontwikkeling van bijbehorende groepsnormen en –waarden?
    2. Welke rol speelt het publieke debat over de Nederlandse identiteit in de vorming van (voor)oordelen over jongeren met bepaalde sociale identiteiten en groepsaffiliaties?
    3. Wat is er nodig om jeugdigen te helpen in hun sociale-identiteitsontwikkeling? En hoe kunnen verschillende partijen hier een rol in spelen, met name als normen en waarden van specifieke sociale groepen jeugdigen niet stroken met de doelen van betrokken organisaties en instellingen?

Gerelateerde onderzoeksprojecten